Verlichte filosofen

 

• John Locke (1632-1704) geboren in Engeland. Als filosoof vond hij dat alle mensen vrij en gelijk waren, iedereen had dus recht op leven, vrijheid, eigendom en gezondheid. Hij schreef veel over absolutisme, wat hij afwees. Er bestond volgens hem geen aangeboren goddelijk recht om te reageren. Door de macht in één iemands handen te leggen leidt dit hoogstwaarschijnlijk tot machtsmisbruik. Hij vond dat de regeringen een contract met de burgers moest afsluiten en dat de regeringen zich ook moesten houden aan de wet.

 

 

 

 

• Voltaire (169-1778) geboren in Parijs. Hij wilde godsdienstvrijheid en dat dit ook getolereerd werd. Godsdienstvrijheid wil zeggen dat je zelf je godsdienst mag kiezen en daarnaast wilde Voltaire dat dit ook echt door ieder ander mens gerespecteerd werd. Voltaire was een deïst: hij geloofde dat God de aarde had geschapen, maar dat dat ook zijn enige taak is geweest.

 

 

 

 

• Adam Smith (1723-1790) geboren in Schotland. Hij vond dat de overheid zich zo min mogelijk moest bemoeien met de economie en natuur. Door het geven van ruimte aan de economie en natuur zouden deze dingen het best kunnen ontwikkelen.

 

 

 

 

• Immanuel Kant (1724-1804) geboren in Duitsland. Hij vond dat de verlichting een bevrijding van de mens was uit onmondigheid waaraan hij zelf schuldig is, ofwel hiermee bedoelde hij dat mensen niet alles zomaar van iedereen aan moet nemen, niet zomaar alles en iedereen moesten gehoorzamen, maar dat de mens zelf over alles moest nadenken en ook zijn eigen beslissingen zelf moesten nemen.

 

 

 

 

• Charles de Montesquieu (1689-1755) geboren in Frankrijk. Montesquieu ins bij de meeste mensen wel bekend door zijn ‘Trias Politica’-leer. Deze leer hield in dat de wetgevende, uitvoerende en de controlerende machten gescheiden moesten worden, zodat deze taken ieder zo het eerlijkst en het beste konden worden uitgevoerd.

 

 

 

 

• Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) geboren in Geneve. Hij wilde dat er een volksvergadering gehouden werd waarbij ze bij die vergadering zouden besluiten wat de algemene wil was. Hij vond dat het volk soeverein moest zijn, ofwel dat het volk de macht moest hebben.